Home

Welkom op Tstadleest.be

Vroeger viel mij op hoe mijn moeder en oma gefascineerd waren door puzzels en er urenlang mee bezig konden zijn. Het liefst met zoveel mogelijk stukjes en in elkaar overlopende kleuren. Ook de grootte van de losse stukjes bepaalde de moeilijkheid. Als je goed kijkt hoe zij te werk gingen bij het maken van de puzzel, kun je de vergelijking met snellezen makkelijk maken.

Wat doen puzzelaars?

1. De juiste omgeving creëren.
Voor mijn moeder en oma was dat rustige muziek op de achtergrond en een ruime plek vrij maken op de tafel, zodat daar de nieuwe puzzel kon komen. De lezer bereidt zich ook voor om een lekker leesplekje te zoeken met voldoende licht en met weinig omgevingsgeluiden, zodat er geconcentreerd gelezen kan worden.

2. Naar het hele plaatje kijken.
De puzzelaar gaat dan beginnen. Hij gaat niet eerst de hoekjes en de randjes leggen, dat komt later pas. Eerst kijkt hij heel goed naar het plaatje: wat moet het eigenlijk worden? Hoe moet het eindresultaat eruit zien? De lezer bekijkt het boek ook eerst, voordat hij gaat lezen. Hij kijkt dan hoe het totaalplaatje eruit ziet. Leest de kaft , titel en de achterkant van het boek. Ook bestudeert hij de inhoudsopgave van het boek. Op deze manier krijgt hij een goede indruk van het geheel.

3. Groepjes maken.
De puzzelaar begint dan de stukjes om te draaien en op kleur te sorteren en maakt daar groepjes van. De lezer kijkt in de inhoudsopgave welke hoofdstukken het grootst zijn en waar de auteur een accent op legt. Ook bladert hij door het boek en bekijkt de plaatjes en de grafieken, kennelijk vond de auteur het belangrijk om deze onderwerpen te versterken met afbeeldingen.

4. Overzicht krijgen.
De puzzelaar gaat dan de hoekjes en randjes leggen, op deze manier komt er overzicht en kan alles op zijn plaats gelegd worden. De lezer leest eerst de ‘sprekende’ tussenkoppen van de hoofdstukken en enkele alinea’s en kan besluiten om alleen die hoofdstukken te lezen waarvan hij het onderwerp nog niet kent.

5. Beginnen met lezen.
De puzzelaar gaat nu beginnen met puzzelen. Hij gaat systematisch te werk: stukje voor stukje en kleur voor kleur. De lezer heeft nu een goede indruk van het boek en wat de auteur wil overbrengen. Nu kan hij gaan beginnen met snellezen.

Kleine stapjes

Bij het lezen maak je dus, net zoals bij het puzzelen, eerst kleine stapjes om vervolgens makkelijker en sneller en met een beter begrip van het boek te gaan lezen. We kunnen nog meer kleine stapjes onderscheiden bij het snellezen. Lees bijvoorbeeld de eerste tien à vijftien pagina’s en onderstreep elk woord dat je niet kent. Of woorden waarvan je niet direct de betekenis weet. Zoek die op in het woordenboek; hierdoor wordt je begripsniveau verhoogd en het bevordert ook je leessnelheid.

We kunnen vaststellen dat puzzelaars en lezers volgens een vast plan werken. Bij het snellezen komen daar nog verschillende leestechnieken bij.